Wasmerkje
Kibbeling. Wat ruikt dat lekker, zei de vrouw die voor hem langs liep. Lekker ja, dacht Matthijs. Maar het wasmerkje van je truitje steekt boven je kraag uit, trut. Zonder dat hij bewust een besluit daartoe had genomen, liep hij achter de vrouw aan. Ze praatte door over de kibbeling, dat alleen echte kabeljauw (had je ook onechte? Dacht Matthijs) de ware smaak gaf en dat daarbij werkelijk alleen remoulade saus tolereerbaar was. Anders slaat de smaak van de kabeljauw dood, hoorde Matthijs haar zeggen tegen een andere vrouw, met wie ze samen opliep. Ze ging zelfs zo ver om de ingrediënten op te sommen: mayonaise, mosterd, fijngesneden augurk, kappertjes en peterselie. Je vergeet de dragon en bieslook, foeterde Matthijs binnensmonds. Kapsones trut. De andere vrouw knikte veelvuldig en mompelde instemmend. Een vriendin, dacht Matthijs, of haar zus. Die mogelijkheid mocht hij niet uitsluiten. Al was vriendin waarschijnlijker omdat de luisterende vrouw donker getint was en de visliefhebster juist licht.
De vrouwen liepen vanaf de markt de Kotsverlorensteeg in. Zo heette die steeg niet echt, maar Matthijs kon er niet anders dan er zó aan denken. Hoe vaak had hij niet, en met hem vele anderen, na een avondje stappen zijn maag in de Kostverlorensteeg geleegd? Daar wilde hij nu niet aan denken. Liever overwoog hij wat hem te doen stond. Zou hij zijn pas versnellen, langszij de vrouw gaan lopen, haar op de schouder tikken en op de hoogte brengen van het opstandige wasmerkje? Dan zou ze misschien een moment stilhouden en het merkje terugduwen of dat aan haar vriendin vragen. Zeker niet aan hem. Wat schoot hij daar mee op? Als ze haar truitje nu eens verkeerd om aan had, of buitenste binnen, dan zou het wat anders zijn. Dan zou ze het uit moeten trekken om het op de juiste, voorgeschreven wijze te kunnen dragen. Zou ze dat in deze steeg doen? Het was hier niet druk, dat kon makkelijk even, als je de verre van aangename geur die tussen de hoge muren hing voor lief nam.
Bijna hadden de vrouwen het einde van de steeg bereikt. Matthijs versnelde zijn pas, tikte haar op de schouder en zei: Uw wasmerkje staat omhoog. Alle drie stonden ze stil.
Wat? zei de vrouw.
Uw wasmerkje staat omhoog.
Ze staarde Matthijs niet begrijpend aan. De vriendin wilde doorlopen en trok aan haar arm.
Uw wasmerkje, hield Matthijs aan. In uw truitje.
Viezerik, zei de vriendin. Als je niet weggaat, bel ik de politie.
Het is echt waar, drong Matthijs aan. Om zijn gelijk te bewijzen, bracht hij zijn hand naar de hals van de vrouw. Slechts een fractie van een seconde voelde hij tegen zijn vingertoppen haar warme, zachte huid. Zodra zijn hand zich in de richting van de hals van de vrouw bewoog, kwam ook de arm van de vriendin in beweging. Met een krachtige zwaai sloeg ze de plastic tas die ze droeg tegen het hoofd van Matthijs. Er zat niet veel in de tas. Slechts één boek. Een zwaar boek. De biografie van Wolkers, die ze zojuist had gekocht om haar vriend op zijn verjaardag mee te verrassen. Vriend was helemaal gek van Wolkers. Zelf vond ze er niet veel aan, maar hij dwong haar niet om de verhalen van de oude geilaard te lezen en dat hij zichzelf af en toe aftrok op Turks Fruit, in de veronderstelling dat zij dat niet wist, vond ze niet erg. Beter dat dan naar de hoeren of vreemdgaan. Matthijs had geen idee dat het boek dat hem raakte ruim duizend bladzijden telde. Duizend pagina’s die voor zichzelf spraken en hem vloerden. Hij zeeg ineen aan de voeten van de beide vrouwen. Uit zijn mond sijpelde wat bloed. De vrouw had daar geen boodschap aan. Ze trok haar wit weggetrokken vriendin mee de steeg uit, de gracht op waar ze weer tussen de mensen kwamen. Die viezerik heb ik mooi zijn vet gegeven, zei ze tevreden. Ze lachte. Haar vriendin was nog niet zo ver. Moeten we niet kijken hoe het met hem is? begon ze voorzichtig. Er kwam bloed uit zijn mond. Tand door zijn lip. Niks ernstigs. Zal hem leren.
Maar hij had misschien geen kwaad in de zin.
De vriendin klonk geïrriteerd toen ze zei: Ik help je uit een vervelende situatie en dan ga je kritiek op mij hebben?
Natuurlijk niet, mompelde de vrouw. Ze ging haar vriendin voor een kledingzaak in. Die zag iets in haar hals. Werktuigelijk bracht ze de ongerechtigheid in orde.
Wat doe je? vroeg de vrouw.
Niets, zei haar vriendin.